Geld uit uw vennootschap halen via de toekenning van dividenden

Onder een dividend verstaan we de vergoeding die u als aandeelhouder krijgt op de zgn. inbrengen van geld of goederen.

Geld uit uw vennootschap halen via de toekenning van dividenden

1.  Begrip

1.1.                   Wat wordt er bedoeld met een ‘dividend’?

Die vergoeding is een gedeelte van de winst die de vennootschap gerealiseerd heeft en die ze verdeelt onder haar aandeelhouders. Eigenlijk is een dividend dus het rendement dat uw inbreng (of de inbrengen van de persoon van wie u de aandelen overgenomen heeft) u oplevert.

Wanneer wordt er een dividend uitgekeerd? Meestal wordt een dividend toegekend door de jaarvergadering, dat is de algemene vergadering van aandeelhouders die jaarlijks (enkele maanden na de afsluiting van het boekjaar) beslist wat er met de winst van de vennootschap moet gebeuren (art. 5:96 en 7:147 WVV). Zo kan zij de winst bv. in de vennootschap houden (dit is zgn. opnemen in de reserves), ze uitkeren aan de aandeelhouders (dividenduitkering), ze uitkeren aan de bedrijfsleiders onder de vorm van een tantième, enz. Uiteraard kunnen deze verschillende zgn. winstbestemmingen ook gecombineerd worden. Een vennootschap is in elk geval niet verplicht om dividenden uit te keren. De aandeelhouders kunnen perfect elk jaar beslissen om alle winst te reserveren.

Een dividend kan ook toegekend worden door een algemene vergadering die op een ander moment gehouden wordt dan de jaarvergadering (een zgn. bijzondere algemene vergadering). Het dividend dat een bijzondere algemene vergadering toekent, wordt een tussentijds dividend genoemd.

We willen hier ook nog even vermelden dat een algemene vergadering van aandeelhouders normaal gezien niet voor een notaris moet plaatsvinden. Die vergadering kan bij manier van spreken in uw keuken gehouden worden. Heel dikwijls zal zo’n algemene vergadering trouwens niet fysiek bijeenkomen, maar op papier gehouden worden. Er wordt dan m.a.w. alleen een zgn. proces-verbaal van algemene vergadering opgemaakt dat door iedere aandeelhouder afgetekend wordt.

Ten slotte merken we op dat als de statuten dat bepalen, en onder bepaalde voorwaarden, ook het bestuursorgaan dividenden kan uitkeren (zgn. interimdividenden), maar alleen uit de winst van het lopende boekjaar en van het vorige, als de jaarrekening daarvan nog niet goedgekeurd is, eventueel vermeerderd met de overgedragen winst en verminderd met het overgedragen verlies.

Welke vennootschappen kunnen een dividend uitkeren? In principe kan dat in elke vennootschap. Een dividenduitkering is m.a.w. niet alleen weggelegd voor de grote beursgenoteerde vennootschappen, maar kan bv. ook in een vennootschap met maar één aandeelhouder. Het verschil zal alleen liggen in de omvang van de algemene vergadering van aandeelhouders. Bent u de enige aandeelhouder, dan vormt u in uw eentje meteen ook de volledige algemene vergadering, maar op zich verandert dat niets aan het feit dat uw vennootschap ook een dividend kan uitkeren.

Wanneer kan er een dividend uitgekeerd worden? Vermits het uitkeren van een dividend een zgn. winstverdeling is, kan er ook alleen maar sprake zijn van een dividenduitkering als de vennootschap winst gemaakt heeft. Een verliesmakende vennootschap kan dus in principe geen dividend uitkeren.

De winst die nodig is om een dividend te kunnen uitkeren moet echter niet noodzakelijk behaald zijn in hetzelfde boekjaar als dat waarin u het dividend wilt uitkeren. Het is m.a.w. perfect mogelijk om de winst van een vorig boekjaar nog uit te keren als dividend. Een vennootschap die verlies gemaakt heeft, kan dus in principe toch een dividend uitkeren als zij in een van de vorige boekjaren winst gemaakt heeft en als die winst toen in de vennootschap gelaten werd (zgn. gereserveerd werd).

Aan wie kan er een dividend uitgekeerd worden? Een dividend kan enkel en alleen uitgekeerd worden aan aandeelhouders (Comm. IB 18/16). Het is immers een vergoeding voor het geld dat zij gebruikt hebben om de vennootschap op te richten of om de betreffende aandelen aan te kopen. Een bedrijfsleider (bestuurder/zaakvoerder) die geen aandelen heeft van de vennootschap, kan dus geen dividenden ontvangen uit die vennootschap.

Een dividend moet in principe ook steeds toegekend worden aan alle aandeelhouders. Het is m.a.w. normaliter niet mogelijk om slechts aan bepaalde aandeelhouders een dividend toe te kennen en aan andere niet.

1.2.                   Hoe wordt een dividend uitgekeerd?

Een beslissing volstaat. Een dividend wordt, zoals gezegd, uitgekeerd door de algemene vergadering van aandeelhouders. De beslissing om effectief een dividend uit te keren en het zgn. proces-verbaal van algemene vergadering waarin die beslissing dan opgenomen wordt zijn op zich dan ook voldoende. Het is dus niet vereist dat deze beslissing nog goedgekeurd wordt door bv. een notaris.

Inhouding roerende voorheffing. Net zoals bij de betaling van interesten moet de vennootschap bij de betaling van dividenden een roerende voorheffing inhouden en doorstorten aan de bevoegde ontvanger (art. 261, 1° WIB 92). Als aandeelhouder ontvangt u dan meteen het nettodividend.

Uitbetaling. Voor de effectieve uitbetaling van de dividenden heeft u uiteindelijk de keuze: ofwel laat u die effectief op uw privérekening storten, ofwel laat u ze boeken als een tegoed op uw rekening-courant. Inzake de belastbaarheid van de dividenden maakt de wijze waarop ze betaald worden in ieder geval geen verschil uit (Comm. IB 18/16). Ook de dividenden die u nog niet effectief ontvangen heeft, maar die op uw rekening-courant geboekt werden, worden m.a.w. beschouwd als zijnde effectief toegekend en zijn dus belastbaar.

1.3.                   Hoeveel dividend kan er uitgekeerd worden?

Principe. Aangezien er alleen dividend uitgekeerd kan worden als er winst gemaakt wordt, is het maximaal uitkeerbare dividend gelijk aan de totaal gerealiseerde winst. Er kan m.a.w. niet méér dividend uitgekeerd worden dan dat er winst is of in het verleden gemaakt werd (art. 5:142 en 7:212 WVV). Bovendien is de uitkering van een dividend onderworpen aan de ‘balanstest’ en – voor BV’s – ook nog aan de ‘liquiditeitstest’.

Nettoactieftest of balanstest. De nettoactieftest of balanstest houdt in dat er geen dividend uitgekeerd mag worden als het nettoactief van de vennootschap (= de activa min de schulden) negatief is of door de uitkering van een dividend negatief zou worden of zou dalen onder, voor een NV, het bedrag van het gestorte kapitaal plus de reserves die volgens de wet of de statuten niet uitgekeerd mogen worden (art. 7:212 WVV) of, voor een BV, het onbeschikbaar eigen vermogen (art. 5:142 WVV). De balanstest moet uitgevoerd worden door de algemene vergadering.

Liquiditeitstest. De liquiditeitstest houdt in dat een BV maar een dividend mag uitkeren als ze volgens de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen nog in staat is om de schulden te betalen die in de periode van ten minste 12 maanden ná de uitkering opeisbaar worden (art. 5:143 WVV). De liquiditeitstest moet uitgevoerd worden door de bestuurder(s).

2.  Gevolgen bij uw vennootschap

2.1.                   Zijn de dividenden die de vennootschap betaalt aftrekbaar?

Neen. In principe zijn de dividenden die een vennootschap betaalt nooit aftrekbaar als beroepskosten (art. 185, §1 WIB 92). Dividenden zijn als dusdanig immers geen ‘kosten’ voor de vennootschap, ze zijn daarentegen een middel om de winst van de vennootschap of een deel daarvan te verdelen onder de aandeelhouders. Winsten die verdeeld worden, worden m.a.w. altijd eerst belast, anders zou natuurlijk elke vennootschap al haar winsten uitkeren om zo nooit nog belastingen te betalen.

‘Halve’ uitzondering. Dividenden kunnen voortkomen uit de winst van het boekjaar zelf, maar ook uit de winst van vroegere boekjaren. In dit laatste geval is er in die vroegere boekjaren natuurlijk ook al belasting betaald op die (toen niet-uitgekeerde, maar gereserveerde) winst.

Toch zullen ook in dit geval de dividenden niet aftrekbaar zijn, zij het dat de dubbele belasting van die vroegere winsten vermeden wordt door het feit dat de zgn. belaste reserves zoals die voorkomen op de aangifte vennootschapsbelasting met eenzelfde bedrag verminderd zullen worden.

Voorbeeld 1

Uw vennootschap heeft een winst van € 10.000 en u keert daarvan bv. € 3.000 uit als dividend.

De overige winst van € 7.000 wordt dan in de vennootschap zelf gelaten, m.a.w. toegevoegd aan de zgn. belaste reserves.

Het belastbaar resultaat van de vennootschap ziet er dan als volgt uit:

 

Toename van de belaste reserves

 € 7.000

Uitgekeerde dividenden

 € 3.000

Totaal belastbaar

 € 10.000

 

 

 

 

Voorbeeld 2

We zijn nu één jaar verder en uw vennootschap heeft winst, noch verlies gemaakt, haar resultaat is m.a.w. nihil (om het even gemakkelijk te houden). U beslist echter om nog een dividend uit te keren van € 2.000 uit de winst van het vorige boekjaar.

Het belastbaar resultaat van de vennootschap ziet er dit jaar dan als volgt uit:

 

Afname van de belaste reserves

 - € 2.000

Uitgekeerde dividenden

 € 2.000

Totaal belastbaar

 € 0

 

 

 

 

Ook in dit geval is het uitgekeerde dividend dus niet aftrekbaar, het resultaat van de vennootschap blijft immers nihil. Er moet nu alleen geen belasting meer betaald worden op het uitgekeerde dividend om de eenvoudige reden dat die het jaar daarvoor al werd betaald (nl. de belasting op de gereserveerde winst van € 7.000).

2.2.                   Hoe wordt het dividend dan belast in de vennootschap?

Wanneer? In principe is het dividend steeds belastbaar in het boekjaar waarin het uitgekeerd wordt, d.i. het boekjaar waarvoor de algemene vergadering bijeengekomen is. De algemene vergadering van mei 2025 die de jaarrekening van boekjaar 2024 goedgekeurd heeft, heeft bv. beslist om een dividend uit te keren. Dat dividend is dan bij de vennootschap belastbaar in boekjaar 2024, hoewel er dus pas in 2025 beslist wordt om een dividend uit te keren.

Tarief. Dividenden zijn net zoals de ‘gewone’ belastbare winst van de vennootschap belastbaar tegen ofwel het algemeen tarief in de vennootschapsbelasting van 25%, ofwel tegen het verlaagde tarief van 20% op de eerste € 100.000 aan belastbare winst (art. 215 WIB 92).

2.3.                   Moet uw vennootschap roerende voorheffing inhouden op dividenden?

Ja. Bij de toekenning van dividenden moet de vennootschap in principe roerende voorheffing inhouden (art. 261, lid 1, 1° WIB 92). Deze voorheffing moet, samen met een aangifte in de roerende voorheffing, binnen de 15 dagen aan de ontvanger van de Belastingen overgemaakt worden (art. 412 WIB 92).

Normaal tarief is 30%. Het tarief van de roerende voorheffing is in principe 30% (art. 269, §1, 1° WIB 92). Voor sommige dividenden van kleine vennootschappen bestaan er echter verlaagde tarieven: de zgn. VVPR-bis en de verlaagde roerende voorheffing op de uitkering van liquidatiereserves.

VVPR-bis. De roerende voorheffing bedraagt slechts 15% voor dividenden die aan de volgende voorwaarden voldoen (art. 269, §2 WIB 92):

  • de dividenden worden toegekend aan nieuwe aandelen op naam, verworven met nieuwe inbrengen in geld die gedaan zijn sinds 1 juli 2013 en niet voortkomen uit in 2013 of 2014 ‘vastgeklikte’ reserves (zie verder);
  • de aandelen moeten bij de uitgifte volledig volgestort worden en er mag geen voorkeursrecht aan verbonden zijn ten aanzien van de deelname in het kapitaal of in de winst of ten aanzien van de verdeling van het maatschappelijk vermogen;
  • de vennootschap waarin de inbreng gebeurt, moet voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de inbreng gedaan is, als klein aangemerkt worden op grond van de voorwaarden van artikel 1:24, §1-6 WVV;
  • de belastingplichtige moet deze aandelen ononderbroken in volle eigendom behouden hebben sinds de inbreng;
  • de dividenden worden verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het derde boekjaar of volgend na dat van de inbreng.

Worden er reeds voor het boekjaar van de inbreng of het eerste boekjaar na dat van de inbreng dividenden toegekend of betaalbaar gesteld, dan is het gewoon tarief van de roerende voorheffing, dus 30%, van toepassing. Voor dividenden uit de winstverdeling voor het tweede boekjaar na dat van de inbreng is het tarief van de roerende voorheffing 20%, als de inbreng voor de aandelen uiterlijk 31 december 2025 plaatsgevonden heeft. Voor inbrengen vanaf 1 januari 2026 wordt het tarief van 20% afgeschaft en bedraagt het tarief voor dividenden uit de winstverdeling voor het tweede boekjaar na dat van de inbreng 30%.

De verlaagde roerende voorheffing is wel niet mogelijk voor dividenden die toegekend worden aan kapitaal:

  • dat in de vennootschap ingebracht werd via een kapitaalverhoging die plaatsgevonden heeft na een kapitaalvermindering sinds 1 mei 2013, behalve in de mate waarin de kapitaalverhoging de kapitaalvermindering overstijgt;
  • dat voortkomt van een sinds 1 mei 2013 uitgevoerde kapitaalvermindering van een verbonden of geassocieerde vennootschap of andere rechtspersoon in de zin van artikel 1:20 en 1:21 WVV of van een natuurlijke persoon die het ingebrachte geld verkregen heeft ingevolge een kapitaalvermindering van een vennootschap waarmee deze persoon verbonden of geassocieerd is. Wat de natuurlijke personen betreft, geldt deze bepaling ook voor hun echtgeno(o)t(e), de ouders en niet-ontvoogde minderjarige kinderen;
  • dat voortkomt van de uitkering van liquidatiereserves van een verbonden vennootschap met een roerende voorheffing van 5%.

Een vennootschap die haar kapitaal verhoogd heeft in het kader van deze maatregel en die later overgaat tot een kapitaalvermindering, moet de vermindering prioritair aanrekenen op het nieuwe kapitaal.

Worden de aandelen vervreemd, dan geven ze geen recht meer op de verlaagde voorheffing, aangezien een van de voorwaarden voor de gunstregeling is dat de belastingplichtige de aandelen ononderbroken in volle eigendom moet behouden. Sommige eigendomswijzigingen worden echter geacht niet plaatsgevonden te hebben.

Meer bepaald is dat het geval voor:

  • de overdracht, in rechte lijn of tussen echtgenoten, van de aandelen ingevolge een erfopvolging of schenking in volle eigendom;
  • de overdracht, in rechte lijn of tussen echtgenoten, van de aandelen met verdeling van de volle eigendom in blote eigendom en vruchtgebruik ten gunste van de erfgenamen en de overlevende echtgenoot, als die overdracht het gevolg is van een wettelijke erfopvolging of een erfopvolging op een wijze die gelijkaardig is aan de wettelijke erfopvolging of van een ascendentenverdeling die geen afbreuk doet aan het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot;
  • de omruiling of vervreemding van aandelen in het kader van belastingneutrale inbrengen, fusies, splitsingen en ermee gelijkgestelde verrichtingen.

De erfgenamen of begiftigden of vennootschappen die de aandelen verkrijgen, nemen de plaats in van de belastingplichtige inzake de voordelen en verplichtingen van deze maatregel.

Uitkering van liquidatiereserves. Kleine vennootschappen (in de zin van artikel 1:24, §1-6 WVV) kunnen een deel of het geheel van hun boekhoudkundige winst na belastingen overboeken naar een zgn. liquidatiereserve (art. 184quater WIB 92). Zij betalen op deze reserve naast de gewone vennootschapsbelasting (maar samen met die belasting) ook nog een afzonderlijke aanslag van 10%. Keren ze een liquidatiereserve uit binnen de vijf jaar vanaf de laatste dag van het boekjaar waarvoor ze aangelegd werd, dan moeten ze nog 20% roerende voorheffing inhouden. Keren ze de reserve uit na die termijn van vijf jaar, dan moet er slechts 5% roerende voorheffing meer ingehouden worden (art. 269, §1, 8° WIB 92). Aangezien de roerende voorheffing berekend wordt op de nettoliquidatiereserve, d.w.z. de liquidatiereserve na de afzonderlijke aanslag van 10%, is de belasting op een uitkering binnen de termijn van vijf jaar 27,27% en op een uitkering na die termijn 13,64%.

Liquidatiereserves die sinds 29 juli 2025 toegekend of betaalbaar gesteld worden, kunnen tegen 6,5% roerende voorheffing uitgekeerd worden zodra er sinds de balansdatum van het boekjaar van aanleg drie jaar verstreken is (Programmawet 18.07.2025, BS 29.07.2025). Voor liquidatiereserves die aangelegd worden vanaf 1 januari 2026 zal het tarief van 6,5% voor liquidatiereserves van minstens drie jaar oud het tarief van 5% voor liquidatiereserves van minstens vijf jaar oud vervangen en wordt het verlaagde tarief voor een vervroegde uitkering afgeschaft. Liquidatiereserves aangelegd vanaf 1 januari 2026 zullen dus na drie jaar uitgekeerd kunnen worden met 6,5% en op een eerdere uitkering zal 30% verschuldigd zijn. De totale belasting op de uitkering (d.w.z. inclusief de afzonderlijke aanslag van 10% bij de aanleg van de liquidatiereserve, zal dan 15% of 36,36% bedragen.

Sanctie. Wordt er geen of onvoldoende roerende voorheffing ingehouden, dan zal de fiscus de dividenden zgn. bruteren. Hij gaat er dan m.a.w. van uit dat de vennootschap de roerende voorheffing zelf ten laste genomen heeft, namelijk dat het brutodividend dat u ontvangen heeft in feite toch het nettodividend was.

Voorbeeld

Uw vennootschap keert u een dividend uit van € 1.000 bruto. In principe moet er dan 30% roerende voorheffing door de vennootschap ingehouden worden:

 

Brutodividend

€ 1.000

In te houden roerende voorheffing: 30%

€ 300 (€ 1.000 × 30%)

Netto te ontvangen dividend

€ 700 (€ 1.000  € 300)

 

 

 

 

Wordt deze roerende voorheffing niet ingehouden en wordt er u m.a.w. € 1.000 dividend netto uitbetaald, dan zal de fiscus bruteren (‘naar boven rekenen’) om zo de uiteindelijk toch nog verschuldigde roerende voorheffing te berekenen.

Men zal er m.a.w. van uitgaan dat die € 1.000 dividend de nettodividenden zijn, dus het brutobedrag min 30% roerende voorheffing (= € 1.000). Om het daarmee overeenstemmende brutobedrag te berekenen, neemt men dan bij een tarief van 30% roerende voorheffing ‘het nettobedrag × 100/70’, dus € 1.000 × 100/70 = € 1.428,57.

Worden de € 1.000 brutodividenden u m.a.w. netto uitgekeerd, dan zal er dus van uitgegaan worden dat de brutodividenden niet € 1.000 bedroegen, maar € 1.428,57 en dat er bijgevolg € 428,57 aan roerende voorheffing betaald moet worden.

Samengevat kan dit als volgt voorgesteld worden:

 

Brutodividend

€ 1.428,57

In te houden roerende voorheffing: 30%:

 € 428,57 (€ 1.428,57 × 30%)

Netto te ontvangen dividend

 € 1.000,00 (€ 1.428,57 - € 428,57)

 

 

 

 

3.  Gevolgen bij u privé

3.1.                   Worden de dividenden bij u privé belast?

Ja. Dividenden zijn immers een belastbaar roerend inkomen (art. 17, §1, 1° WIB 92). Het tarief van de belasting bedraagt in principe 30% (art. 269, §1, 1° WIB 92), maar er zijn verlaagde tarieven mogelijk van 20% of 15% voor VVPR-bis-dividenden (art. 269, §2 WIB 92) en van 30%, 20%, 6,5% of 5% voor uitkeringen van liquidatiereserves (art. 269, §1, 8° WIB 92).

Wel gedeeltelijke vrijstelling. Op de toekenning van een dividend tot een bedrag van € 859 (inkomstenjaar 2025) moet er in eerste instantie nog altijd het toepasselijke tarief roerende voorheffing ingehouden worden. Die ingehouden roerende voorheffing kunt u dan later via uw privéaangifte terugvorderen tot een bedrag van maximaal € 257,70 (€ 859 × 30% roerende voorheffing als hoogste tarief). Deze regeling geldt niet alleen voor een dividend uit uw eigen vennootschap, maar ook voor dividenden van andere – al dan niet beursgenoteerde – vennootschappen en voor zowel binnenlandse als buitenlandse dividenden (art. 21, lid 1, 14° WIB 92). Alleen dividenden van instellingen voor collectieve belegging en dividenden die uitgekeerd of verkregen zijn door tussenkomst van zgn. juridische constructies of door tussenkomst van gemeenschappelijke beleggingsfondsen, zijn uitgesloten.

3.2.                   Hoe worden de dividenden privé belast?

Roerende voorheffing. Zoals reeds vermeld, moet uw vennootschap op de dividenden roerende voorheffing inhouden, zodat u privé slechts het nettodividend ontvangt.

Nog aan te geven? Neen, normaal gezien niet. De roerende voorheffing is immers zgn. bevrijdend, d.w.z. dat de roerende voorheffing de definitieve belasting is en u de inkomsten waarop ze ingehouden werd, niet meer moet opnemen in uw privébelastingaangifte. Bijgevolg moet u enkel nog de dividenden aangeven waarvoor uw vennootschap ten onrechte de roerende voorheffing niet ingehouden zou hebben of waarvoor u gebruik wilt maken van de belastingvrijstelling en dus de ingehouden roerende voorheffing wilt terugvragen.

Kostenaftrek? Neen. U kunt van de ontvangen dividenden geen werkelijke of forfaitaire kosten meer in mindering brengen. In de praktijk zijn er met dividenden echter weinig kosten gemoeid, zodat dit op zich ook niet echt als een nadeel aanzien kan worden.

Geen gemeentebelasting. De roerende voorheffing moet niet verhoogd worden met de aanvullende gemeentebelasting.

Geen vermeerdering voorafbetalingen. U moet op dividenden geen vermeerdering (‘boete’) wegens ontoereikende voorafbetalingen betalen, want dividenden zijn roerende inkomsten en de vermeerdering bestaat enkel voor beroepsinkomsten (bezoldigingen, voordelen alle aard, enz.).

Geen sociale bijdragen. Aangezien dividenden zgn. roerende inkomsten zijn, zijn er inderdaad ook geen sociale bijdragen over verschuldigd. Die worden immers ook alleen berekend op uw beroepsinkomsten.

4.  Gevolgen op het vlak van de btw

4.1.                   Nihil

Het opnemen van dividenden uit uw vennootschap heeft geen enkel gevolg op het vlak van de btw. Het feit dat u als aandeelhouder dividenden ontvangt, heeft m.a.w. niet tot gevolg dat u zelf privé btw-plichtig wordt en die dividenden als het ware zou moeten factureren aan uw vennootschap.

Dividenden zijn dus in het geheel niet onderworpen aan btw en daarom moeten er voor de uitbetaling ervan in principe ook geen specifieke formaliteiten vervuld worden.

5.  Voorbeeld

We geven de verschillende fiscale gevolgen van het uitkeren van een dividend (zoals reeds toegelicht) nog even weer aan de hand van het onderstaande cijfervoorbeeld (van toepassing voor inkomstenjaar 2025).

We gaan daarbij eerst na wat het opnemen van dividend in feite ‘netto’ kost aan uw vennootschap – dus rekening houdend met het feit dat dividend niet aftrekbaar is als beroepskosten – en vervolgens berekenen we wat u daar zelf privé netto (d.w.z. ná aftrek van belastingen, sociale bijdragen, enz.) van overhoudt.

Er wordt daarbij uitgegaan van de volgende veronderstellingen:

Totaal uitgekeerd dividend

€ 12.000,00

Tarief roerende voorheffing

30%

Tarief vennootschapsbelasting

20%

 

 

 

 

Gevolgen bij uw vennootschap

Belastbare winst in de vennootschap voor uitkering dividend

€ 

15.000,00

 

 

Het door de vennootschap uitgekeerde brutodividend

€ 

- 12.000,00

 

 

Belastbaar in de vennootschap

(de winst vóór de toekenning van het dividend, dividenden zijn immers niet aftrekbaar)

€ 

15.000,00

 

 

Vennootschapsbelasting

€ 

 - 3.000,00

 

 

Nog beschikbaar in de vennootschap

(winst min dividend min belasting)

€ 

0

 

 

Nettokosten voor uw vennootschap

€ 

 

15.000,00

100%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gevolgen bij u privé

Brutodividend

€ 

 

12.000,00

100%

Door de vennootschap in te houden roerende voorheffing (30%)

(brutodividend × 30%)

€ 

- 3.600,00

 

30%

Netto ontvangen dividend

(brutodividend min roerende voorheffing)

€ 

8.400,00

 

 

Sociale bijdragen

 

Niet van toepassing

Gemeentebelasting

 

Niet van toepassing

Vermeerdering (‘boete’) wegens onvoldoende voorafbetalingen

 

Niet van toepassing

Netto beschikbaar voor u privé

€ 

 

8.400,00

70%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.  Pro’s & contra’s

6.1.                   Voordelen van ‘dividenden’

1.      Gunstige belasting bij u privé. Op de dividenden betaalt u privé slechts 30% of 15% (20%) roerende voorheffing of, als de dividenden voortkomen van een liquidatiereserve, 20%, 6,5% of 5%. Bij de aanleg van een liquidatiereserve moet uw vennootschap wel al een zgn. afzonderlijke aanslag van 10% betalen, zodat de totale belasting op de uitkering 27,27%, 15% of 13,64% bedraagt. De roerende voorheffing moet door uw vennootschap ingehouden en doorgestort worden aan de ontvanger van de Belastingen en is bevrijdend. U ontvangt dus rechtstreeks het nettobedrag na inhouding van die roerende voorheffing . Bovendien zijn dividenden vrijgesteld van personenbelasting tot een bedrag van € 859 (inkomstenjaar 2025).

2.      Weinig formaliteiten. Een dividend uitkeren gebeurt via een eenvoudige beslissing van de algemene vergadering. U hoeft er dus niet voor naar de notaris.

3.      Geen sociale bijdragen. Dividenden zijn fiscaal gezien zgn. roerende inkomsten en geen beroepsinkomsten. Dat betekent dat u er dan ook geen sociale bijdragen over verschuldigd bent en dat er ook geen vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen van toepassing is.

4.      Bijna altijd mogelijk. Elke vennootschap, dus ook een vennootschap met maar één aandeelhouder, kan een dividend uitkeren, zolang er maar winst gemaakt wordt. Het is echter niet vereist dat er in het jaar van de dividenduitkering zelf winst gemaakt wordt, een dividend kan ook uitgekeerd worden van de winst van vorige boekjaren.

5.      Geen gemeentebelasting of vermeerdering voorafbetalingen. U moet op dividenden geen gemeentebelasting betalen en ook de vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen is niet van toepassing.

6.2.                   Nadelen van ‘dividenden’

1.      Niet aftrekbaar. Dividenden zijn niet aftrekbaar voor uw vennootschap, ongeacht of het gaat om dividenden uit de winst van het boekjaar zelf of uit de winst van vorige boekjaren (art. 185, §1 WIB 92). In dit laatste geval werd de vennootschapsbelasting op de uitgekeerde dividenden wel al in de vorige boekjaren betaald.

2.      Collectief karakter. Dividenden moeten in principe altijd aan alle aandeelhouders toegekend worden, in principe in verhouding tot hun aandeel in het ingebrachte vermogen of kapitaal van de vennootschap. Het is wel mogelijk om, als dat statutair zo afgesproken is, aan sommige aandeelhouders een relatief groter dividend toe te kennen, maar alle dividenden volledig toekennen aan één aandeelhouder gaat niet. Alleen als u de enige aandeelhouder bent van de vennootschap, is dit zgn. collectieve karakter van dividend geen beletsel.

3.      Alleen voor aandeelhouders. Dividenden kunnen alleen toegekend worden aan aandeelhouders of vennoten (Comm. IB 18/16). Bent u bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap waarvan u geen aandelen bezit, dan kunt u er dus ook geen dividenden van ontvangen.

4.      Vennootschapsrechtelijke beperking. Ter bescherming van o.m. de schuldeisers is de uitkering van een dividend beperkt op basis van de zgn. nettoactieftest of balanstest en – in een BV – ook nog de liquiditeitstest.

5.      Geen roerende voorheffing als u wacht tot liquidatie. Wanneer u winsten niet uitkeert als dividenden, maar ze naar liquidatiereserves boekt en met de uitkering van die liquidatiereserves wacht tot u uw vennootschap vereffent, moet er geen roerende voorheffing meer ingehouden worden. De winsten uitkeren als dividend tijdens het leven van de vennootschap is dus duurder dan ze bij het einde van uw vennootschap uitkeren als zgn. liquidatiebonus.